… / Nederland / Nederlandse pers / 1905–1909 / De Armeensche kwestie
De Telegraaf, 1 oktober 1909
Bron: Delpher
De Armeensche kwestie
Het naspel der moorden in Adana bereidt de
Jong-Turksche regeering te Constantinopel
grooter moeilijkheden, dan men aanvankelijk
verwacht had. Toen, na den val van sultan
Abdul Hamid, de nieuwe regering een commissie naar
Armenië zond, om te onderzoeken,
bij wien de schuld lag der gepleegde gruwelen,
hoopte de Armeensche partij, dat deze
enquête-commissie tegen de bestuurders van
het vilayet zou optreden met een zelfde voor
niets terugschrikkende gestrengheid, als waarmede
men te Konstantinopel de aanleggers van
den reactionnairen coup d'état bestraft had. Men
vergat echter, dat te Konstantinopel Turken
tegenover Turken stonden, terwijl in Adana
't geding gevoerd werd tuschen Mohammedanen
en Christenen.
Ofschoon verscheidene overheidspersonen
met 't verlies hunner waardigheid; en zelfs
enkele met hun leven moesten boeten, dat zij
den fanatieken geloofshaters vrij spel gegeven
hadden, bleef toch het grootste aantal der
schuldigen ongestraft en werd het gepleegde
onrecht geenszins "gewroken".
Dit was echter niet alles. Volgens het
oordeel der enquête-commissie waren ook de
Armeniërs niet geheel en al vrij van schuld;
in sommige steden hadden zij de moorden geprovoceerd,
en gedurende den tijd, dat te Adana
de anarchie heerschte, traden ook Armeniërs
op onmenschelijke wijze tegen Mohammedanen
op. Aldus werd menigeen, die zich
tot de slachtoffers rekende, onder de schuldigen
gerangschikt. Toen dan ook de strafprocedure
begon, werden niet alleen Turken
maar ook Armeniërs veroordeeld. Vandaar een
droevige ontgoocheling bij de Armeniërs.
Weliswaar trachtte de Jong-Turksche regeering,
door in overleg te treden met het politiek
comité der Armeensche partij, den Armeniërs
van haar onpartijdigheid te overtuigen
doch de meerderheid der bevolking van Adana
bleef gelooven, dat zij onrechtmatig behandeld
was. De ontevredenen wendden zich tot
den te Konstantinopel gevestigden patriarch
Petrus-Paulus XII Sabbaghian, die zich hun
zaak aantrok. Hij verzocht de Turksche regeering,
de tegen ziin stamgenooten gewezen
vonnissen niet ten uitvoer te willen leggen,
en een nieuw onderzoek te beginnen. Zelfs
verklaarde hij niet langer zijn patriarchalen
zetel te zuilen behouden, wanneer aan het
verzoek geen gevolg werd gegeven.
Na eenig onderhandelen heeft dezer dagen
de Turksche minister van Binnenlandsche Zaken
geweigerd, aan het verzoek van den Armeenschen
patriarch te voldoen en deze heeft
hierop zijn ontslag ingediend.
Het conflict is door dit optreden van den
patriarch aanmerkelijk verscherpt. Wederom
heerscht in het vilayet Adana een gevaarlijk-hooge
spanning en het zou niet te verwonderen
zijn, wanneer wij binnenkort nogmaals
vernemen, dat Adana in vuur en vlam staat.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››