… / Nederland / Nederlandse pers / 1924–1940 / Tentoonstelling Armeensche naaldkunst
Het Vaderland, 28 oktober 1927
Bron: Delpher
Tentoonstelling Armeensche naaldkunst
Dinsdag 1 November wordt een tweedaagsche tentoonstelling
geopend van Armeensche handwerken, in het schoolgebouw
aan de Rutger Jan Schimmelpennincklaan no. 38-40 (Zorgvliet).
In hetzelfde gebouw wordt den avond tevoren te 8 uur een
lezing met lichtbeelden gehouden over het verleden, het
heden en de toekomst van het Armeensche volk, door dr.
Paul Berron, predikant te Grafenstaden bij straatsburg,
directeur der Actions Chrétienne en Oriënt, een hulpactie,
die hoofdzakelijk in Syrië den nood tracht te lenigen
onder de vele duizende uitgewekenen aldaar. De lezing
wordt in het Duitsch gehouden en niet vertaald.
Waarom – schrijft men ons – deze lezing en
deze tentoonstelling?
Omdat van dit volk van circa twee en een half millioen
zielen in de jaren 1915-1916 meer dan één millioen werden
verbrand, verdronken, levend begraven, aan den hongerdood
prijsgegeven, enz. door de Mohamedanen, want zij zijn "giaour"
(christenhond).
Van 1918 af zijn vele kleine massamoorden bij tienduizenden
tegelijk gepleegd. Wat er van het Armeensche volk is
overgebleven, is uit zijn land, waar het drie duizend jaar
heeft gewoond, naar alle windstreken verstrooid, in groote
armoede en ontbering, ontelbare weduwen en weesjes, vele zieke
en zwakken zonder de geringste verzorging.
Velen van deze ongelukkigen zijn naar Syrië gevlucht, naar
Aleppo, Beyrouth en andere plaatsen, dikwijls alleen om
te sterven. Onder het Fransche protectoraat zijn zij
veilig voor vervolging, maar niet voor honger en
ontbering en vooral ziekte. Ziekte beteekent de dood,
want wie niet werken en iets verdienen kan, sterft van
honger.
Onder den indruk van deze schreeuwende ellende van een
geheel volk zijn in verschillende landen comité's
opgericht om te trachten iets van den nood te lenigen,
en krachtiger geworden, die geheel op te heffen.
Dr. Paul Berron is verscheidene malen getuige geweest
van moordtooneelen en zag meer dan één treurigen stoet
bannelingen in de woestijn verdwijnen om er óf door
geweld óf door gebrek om te komen. Kort geleden bezocht
hij Syrië om poolshoogte te nemen van den toestand in de
overvolle vluchtelingenkampen en de onder hem werkende
leden der A.C.O. met raad bij te staan. Er is hulp, maar
veel te weinig. Door de A.C.O. is in Aleppo een
gaarkeuken geopend, waardoor aan een paar honderd heel-
of halfverweesde kinderen éénmaal per dag een maaltijd
wordt verstrekt. Maar velen krijgen zelfs dat niet.
De voornaamste bron van inkomsten zijn de prachtige
handwerken, die de vrouwen vervaardigen en die in Europa
gaarne gekocht worden. Van de kostbaarste tot de
allereenvoudigste munten zij uit door fijnen smaak,
het zijn bijna alle kunstwerkjes.
Wie deze handwerken koopt, helpt vele gezinnen in hun
eigen onderhoud te voorzien. Het werk der A.C.O. onder
de zieken, ouden van dagen en weezen steunt men door te
koopen op den bazar van eigen werk, die tegelijk met de
tentoonstelling gehouden wordt, de lezing te bezoeken
of door een gift te zenden aan de
secretaresse-penningmeesteresse van de aldeeling Holland,
mej. Cato de Witte. J.W. Frisostraat 38 te Utrecht,
postrekening no. 18757.
Het eere-comité hier ter stede bestaat uit:
ds. H.W. Creutzberg, pred. der Duinoordkerk;
mr. H.E. Cost Budde, vice-voorzitter der arr. rechtbank;
dr. joh. de Groot, Ned. Herv pred.; ds. G. Hulsman, pred.
Ned. Prot. Bond; ds. Jac. van Nes, Geref. pred.; J. Schmal,
hoofdcommies, lid van Prov. Staten van Zuid-Holland;
A.J.C. van Seters, dir. afd. 's Gravenhage van den
Zendingsstudieraad; ds. G. Wuite Jzn, Doopsgezind pred.;
ds. H.C. Zwahler, Ev. Luth. pred.; mevr. M. Cost Budde-Braakman;
mej. Haaxman, directrice M.U.L.O.-school; mej. Meyboom,
directrice M.U.L.O.-school; mevr. Wins-Wisdom.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››