… / Nederland / Nederlandse pers / 1905–1909 / Turkije
Nieuwsblad van het Noorden, 29 oktober 1908
Bron: Delpher
Turkije
Volgens vertrouwbare berichten uit Constantinopel
hebben de zaken weer een nieuwe
wending genomen in dien zin, dat de vooruitzichten
gunstiger zijn geworden.
De Engelsche gezant in Constantinopel verklaarde
zijn Oostenrijkschen collega, dat Engeland
nu niets meer heeft in te brengen
tegen directe onderhandelingen tusschen Oostenrijk
en Turkije, maar alleen ratificatie der
overeenkomsten door de conferentie werkt. De
directe onderhandelingen zullen nu wel spoedig
weer worden aangeknoopt.
De verandering in Engeland's houding moet
het resultaat zijn van den steeds bemiddelenden
invloed van Frankrijk, hetwelk in
Londen liet verklaren, dat het in een vernedering
van Oostenrijk niet kon toestemmen,
wijl daardoor het totstandkomen der conferentie,
waaraan Frankrijk nog altijd vasthoudt,
in gevaar zou komen. In soortgelijken zin
maar om andere redenen zouden in Londen
ook invloeden van de zijde van Rusland werkzaam
geweest zijn, daar in Petersburg het
bericht van een eventueel verschijnen der Engelsche
vloot voor Constantinopel of in de
Zwarte Zee ontstemming heeft gewekt. Onder
den indruk der opmerkingen uit Parijs en
Petersburg dus gaf Engeland zijn oppositie
tegen de afzonderlijke onderhandelingen tusschen
Oostenrijk en Turkije op, tot het hervatten
waarvan Turkije des te eerder geneigd
is, omdat het ze slechts met tegenzin had
afgebroken.
De correspondent der "Times" te Konstantinopel
seint, dat hij van welingelichte zijde
vernomen heeft, dat Engeland, Frankrijk en
Rusland aan Turkije de volgende zeven punten
hebben voorgesteld ter plaatsing op het
program voor de conferentie:
1. Bepaling van den staatsrechtelijken status
van Bulgarije.
2. Bepaling van de financieele schadeloosstelling
door Bulgarije aan Turkije te betalen, tengevolge van
wijzigingen in den status van Bulgarije.
3. Bepaling van den status van Bosnië en
Herzegowina.
4. Bepaling van den aard der schadeloosstelling,
aan Turkije uit hoofde van de inlijving
van de in punt 3 genoemde provincies verschuldigd.
5. Het treffen van een overeenkomst tusschen
de mogendheden tot sluiting der buitenlandsche
postkantoren in Turkije en de wijziging
der capitulaties.
6. Bepaling van den status van Kreta.
7. Wijziging van art. 23 en 61 van het verdrag
van Berlijn.
Art. 23 handelt over de toepassing van de
organieke wet van 1868. Art. 61 handelt over
de hervormingsmaatregelen in Armenië.
De Porte heeft, volgens den "Times"-correspondent,
het antwoord reeds opgesteld, hoewel
het nog niet verzonden is. Het zou na
afloop van het Bairamfeest, waarschijnlijk Zaterdag,
aan den Sultan worden voorgelegd en,
na door hem te zijn bekrachtigd, telegrafisch
aan Engeland, Frankrijk en Rusland worden medegedeeld.
De Porte zou in haar antwoord de punten
1, 2, 3 en 5 aanvaarden. Met betrekking tot
punt 4 zou het een waarborg verlangen van
de 6 mogendheden tegen elke verdere inbreuk
op Turkije's territoriale rechten van de zijde
van eenigen naburigen staat. Tegen punt 6
en 7 zou de Porte bezwaar maken. Het zou
de Kretenzer kwestie niet ter conferentie behandeld
willen zien, daar deze een zaak is
der 4 beschermende mogendheden. En wat
artt. 23 en 61 van het verdrag van Berlijn
aangaat, de Porte acht deze artikelen reeds
te niet gedaan door het herstel der grondwet
in het Turksche Rijk.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››