… / Nederland / Nederlandse pers / 1919–1923 / Armenië in den steek gelaten
Het Centrum, 19 januari 1923
Bron: Delpher
Armenië in den steek gelaten
Uit Lausanne wordt aan de N.R.Ct. geschreven:
Toen ik ongeveer een maand geleden
over de wenschen der hier aanwezige Armeniërs
schreef, merkte ik reeds op, dat
de jarenoude wensch naar een volstrekt
onafhankelijke Armeensche Republiek,
zooals die in het Vredesverdrag van Sèvres
bekrachtigd scheen te zijn, wel onvervulbaar
zou blijken. De Geallieerden hadden,
toen zij voor het eerst de Armeensche
aangelegenheid ter sprake brachten, reeds
niet meer over onafhankelijkheid, doch
slechts nog over een autonoom Nationaal
Tehuis onder Turksche souvereiniteit gesproken.
Sinds dien had ik verschillende
malen gelegenheid mede te deelen, hoe de
wenschen der Armeniers en der Geallieerden,
steeds bescheidener werden, en hoe
desniettemin de twijfel steeds grooter
werd, of ook maar iets ten gunste van het
Armeensche volk zou kunnen verkregen
worden.
Riza Noeri Bey heeft door zijn onhebbelijk
optreden van Zaterdag ook dien tot
groote bescheidenheid teruggebrachten
verlangens den doodslag gegeven. Zijn optreden
was onhebbelijk, maar... duidelijk!
Het leerde, dat uiterst-nationalistische
kringen, die zeer talrijk in de Nationale
Vergadering te Angora vertegenwoordigd
zijn, de vraag van een Nationaal Tehuis
met grooten hartstocht beoordeelen en dat
deze elementen wellicht eerder op ieder
ander punt tot concessies zouden bereid
zijn, dan juist hier. De Geallieerden hebben
dit ingezien en de wenschen der Armeniërs
opgeofferd. Moet men hen veroordeelen,
dat zij het tot stand komen van
den vrede niet wilden in de waagschaal
stellen, door aan de Armeensche plannen
vast te houden? Wie de vraag zoo stelt,
zal ze allicht ontkennend beantwoorden.
Doch zou het niet een juister probleemstelling
zijn, wanneer men zich vragen
zou, of de Geallieerden wel tot genoeg
eigen offers bereid zijn gebleken (ik denk
b.v. aan de vraag der capitulaties en van
Mossoel), om Ismet pasja althans tot
eenige tegemoetkoming te bewegen in de
richting van de zoo stellige beloften, die
Poincaré en Briand, Lloyd George en Balfour,
zoo herhaaldelijk en ondubbelzinnig
den Armeniers gegeven hebben? Indien
men de vraag eenigszins onder dit licht
beziet, dan zullen ook zij, die ter wille van
het groote belang van de vredesluiting in
het Oosten een politiek van concessies,
zooals de Geallieerden in het minderhedenvraagstuk
gevoerd hebben, toejuichen,
den Geallieerden een verwijt over hun
trouweloosheid jegens een klein volk niet
kunnen onthouden. Dat inderdaad al het
mogelijke beproefd is, de stichting van een
Nationaal Tehuis mogelijk te maken,
wordt hier niet geloofd.
Ik sprak zoo juist een der leiders van
de Armeensche delegatie. Terwijl bij vele
anderen hier het verwijt over het offeren
der Armeniërs getemperd wordt door de
vreugde, dat de vrede in het zicht schijnt,
is bij de Armeensche delegatie natuurlijk,
slechts een en al verslagenheid. "Wij zijn
opnieuw verraden." heette het.
"Voor oeconomische voordeelen voor
hen zelf strijden de Geallieerden tot het
uiterste. Ons brengen zij aan die belangen
ten offer. En toch hoe bescheiden waren
wij, Armeniërs, niet geweest. Wij waren
tevreden geweest met een klein gebied
van 18.000 vierkante K.M. in Cilicië.
waar ongeveer 200.000 onzer 'n toevlucht
hadden kunnen vinden. Wij zouden loyale
onderdanen geweest zijn, het droevige
verleden vergeten hebben. Een tijd van
rust zou voor Turkije zijn aangebroken!
Nu daarentegen zullen wij natuurlijk blijven
stoken, opdat Turkije eindelijk door
een grootere macht gedwongen worde ons
onze volle onafhankelijkheid te geven!"
En op mijn vraag, of de Armeniërs niet
naar Klein-Azië zouden terugkeeren, om
zooals Ismet Pasja hun had toegezegd,
"in rust en vrede ongehinderd met de andere
Turksche onderdanen te leven en te
werken", antwoordde de Armeniër: "wij
kunnen in die woorden geen vertrouwen
stellen; en ook het Volkenbondstoezicht,
dat doeltreffend kan zijn in landen, die
een goed binnenlandse verkeerswezen
hebben, is voor ons niet voldoende; Klein-Azië
is een te onherbergzame streek, dan
dat snel genoeg de waarheid over gepleegde
mishandelingen en moorden aan
het licht kan komen! Vooral nu de gedelegeerden
der geallieerden ook hun
voorstel van een permanenten Volkenbondscommissaris
te Konstantinopel hebben
ingetrokken, zal geen Armeniër het
wagen naar Turkije terug te keeren".
De Democratische Senator Williams, uit
Mississippi, heeft een wetsontwerp ingediend,
dat de strekking heeft het aan Armeniërs
gemakkelijk te maken in de Ver.
Staten binnen te komen. Men weet dat het
aantal immigranten dat van iedere afzonderlijke
natie of volksgroep kan worden
toegelaten, strikt beperkt is, en een bepaald
percentage uitmaakt van het aantal
personen van die nationaliteit, die bij een
vorige volkstelling in de Ver. Staten aanwezig
bleken. Voor de Armeniërs was het
maximum-aantal niet groot, hetgeen te
betreuren is, daar een zeer groot aantal
Armeniers, die in ellende verkeeren, er
naar snakt om in de gastvrije Unie een
nieuw vaderland te vinden en daar een
gelukkige toekomst tegemoet te mogen
gaan. De bedoeling van het wetsontwerp
van Williams is nu, dat dit jaar boven het
toegestane wettelijke maximum nog
100,000 Armeniërs in de Ver. Staten zullen
worden toegelaten.
Er schijnt kans op te zijn, dat het
Willams lukken zal zijn ontwerp er dóór
te krijgen; en tevens is het geenszins onmogelijk,
dat een dergelijke milde maatregel
zal worden genomen ten opzichte
van de Grieken.
Wat de kansen voor de Armeniërs en
Grieken – die als vervolgde en geteisterde
volken in deze kwestie natuurlijk wat vóór
hebben – nog verhoogt is, dat men in de
kringen der groote werkgevers steeds
krachtiger aandringt op toelating op veel
ruimer schaal voor ongeschoolde werkkrachten.
De huidige immigratiebeperking
in de Unie houdt den loonstandaard veel
hooger dan noodig zou behoeven te zijn.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››