… / Nederland / Nationaal Archief / Gezant Van Welderen Rengers aan minister van BZ Van Karnebeek
Gezant Van Welderen Rengers aan minister van BZ Van Karnebeek
Gezantschap der Nederlanden
Constantinopel, 29 juli 1924
[gestempeld met: ingekomen Buitenl. Zaken 4 augustus 1924]
Nº 981/298
Politiek bericht (Armeensche vluchtelingen)
Aan Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandse Zaken te 's Gravenhage
De Armeensche kwestie is wel een van de moeilijkste problemen waarvoor liefdadig Europa zich ooit geplaatst zag. De vraag is wat aan te vangen met dit ongelukkige ras en hoe het te behoeden voor uitsterving heeft tal van beschermingscomité's in het leven geroepen en vele voorstellen op het tapijt gebracht. Op het oogenblik bijvoorbeeld bevinden zich vele uit Cilicië en Smyrna uitgeweken Armeniërs in Griekenland. Dit land, dat ook al diep in zorgen zit met zijn eigen uitgewisselde bevolking, weet niet wat met deze Armeniërs aan te vangen. Naar verluidt zullen nu de Engelschen zich het lot dezer ongelukkigen aantrekken. De Britsche Regeering heeft namelijk zoo juist aan het Comité van het Armeensche fonds (fonds van den Lord Mayor) opgedragen om pogingen te ondernemen tot overbrenging van de Armeensche vluchtelingen welke zich op het oogenblik in Griekenland bevinden naar Russisch Armenië.
Hoewel een klein aantal dezer vluchtelingen erin geslaagd is om zich werk te verschaffen en om zich aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, heeft de Helleensche Regeering onlangs toch bij monde van haar Vertegenwoordiger te Genève officieel verklaard, dat het haar onmogelijk was om in de definitieve vestiging van de Armeensche vluchtelingen in Griekenland toe te stemmen. Bij deze gelegenheid heeft de Grieksche Vertegenwoordiger de Genève, de heer Argyropuolos, te kennen gegeven, dat zijne Regeering bereid was om tegemoet te komen aan een deel der transportkosten, mits men voor het vervoer Grieksche schepen gebruikte.
Verscheidene plannen voor de vestiging van de Armeensche bannelingen uit Turkije waren voorgesteld. Men had er over gedacht hen te doen emigreeren naar de Britsche Dominions en wel voornamelijk naar Canada en Australië. Ook was er sprake van overbrenging naar Brazilië en naar andere Staten. Het is echter gebleken, dat slechts een onbeteekenende minderheid de middelen tot bekostiging der emigratie zou kunnen vinden, terwijl de groote meerderheid alleen de reiskosten zou kunnen betalen.
Men is toen op het denkbeeld gekomen om deze vluchtelingen over te brengen naar Russisch Armenië waar zij in een land zullen zijn dat bijna uitsluitend door rasgenooten wordt bewoond. De Sovjet-Regeering heeft in April 1923 bij monde van Tchitcherine aangeboden hun toelating in dit land te vergemakkelijken en de President van de Unie der Transcaucasische Republieken had in October voorgesteld dadelijk 10.000 vluchtelingen in Transcaucasië toe te laten.
Het plan, dat door den raad van den Volkenbond is goedgekeurd, bestaat uit twee deelen: in de eerste plaats het in gereedheid brengen van het hun aangewezen terrein door een systeem van drooglegging en afwatering van den bodem benevens het bouwen van voorloopige woonplaatsen en in de tweede plaats het vervoer van Armeensche landbouwers met hun gezinnen, die zich in Griekenland of Bulgarije bevinden waarbij gezorgd zal worden voor hun levensonderhoud gedurende ongeveer negen maanden, dat is van het tijdstip van het zaaien tot den daarop volgenden oogst.
De voor de uitvoering van dit plan benoodigde gelden worden op 1.000.000 pond sterling geschat. Het verbouwen van katoen wordt speciaal aanbevolen. De tegenwoordige katoenproductie is onvoldoende voor de behoeften van Rusland en de op een beperkte schaal uitgevoerde proeven hebben aangetoond dat het mogelijk zou moeten zijn deze teelt op groote schaal in den Caucasus te ondernemen. Het vorig jaar zijn ongeveer 10.000 acres bebouwd en de oogst is tegen een zeer voordeeligen prijs verkocht. De centrale Regeering van Rusland schijnt genegen te zijn om van haar kant alles te doen wat voor het slegen van dit plan noodig is. Bovendien heeft men berekend, dat de geraamde uitgaven in een tijdsverloop van drie jaren zullen kunnen gedekt worden daar men zich voorstelt, dat, na verloop van dien tijd, eene bloeiende kolonie zal zijn ontstaan.
Ziehier in grove trekken, het laatste plan, dat voor deze ongelukkigen is uitgedacht geworden. Of het echter eene geschikte oplossing zal blijken te zijn, valt ten zeerste te betwijfelen en ik vermoed, dat de betrokkenen zelve allerminst ingenomen zijn met het vooruitzicht om gedwongen te worden kennis te maken met de zegeningen van het bolsjewistisch bestuur.
De Gezant,
Van Welderen Rengers
Bron: Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: A-dossiers, 1815-1940, nummer toegang 2.05.03, inventarisnummer 1478.