… / Nederland / Nederlandse pers / 1919–1923 / De conferentie te Londen
Rotterdamsch Nieuwsblad, 28 februari 1921
Bron: Delpher
De conferentie te Londen
Armenië en Koerdistan
Briand en Lloyd George hebben Zaterdagmiddag
niet deel genomen aan de conferentie.
Zij hebben het z.g. "week-end"
doorgebracht op het buitengoed Chequers
van den Engelschen eersten minister,
waarheen hen ook maarschalk Foch is gevolgd,
die met de beide andere geallieerde
aanvoerders der bezettingstroepen naar
Londen is ontboden, blijkbaar om den
Duitschers, wier betalingszaak deze week
aan de orde komt, wat gezag in te boezemen.
De conferentiezitting van Zaterdag werd
geleid door lord Curzon. Om elf uur werd
het eerst de Armeensche delegatie gehoord.
De vertegenwoordigers der Armeniërs in
Turkije bepleitten de handhaving
van het vredesverdrag in zijn vollen
omvang, terwijl zij de noodzakelijkheid
betoogden om van de Angora-regeering waarborgen
te eischen ten behoeve van de Armeniërs
in Cilicië.
De vertegenwoordigers der Armeniërs
in Erivan protesteerden tegen het verdrag,
dat in November j.l. tusschen de Turksche
nationalisten en de toenmalige regeering
van Erivan werd gesloten, waarbij
Kars en Ardakan aan Turkije werden teruggegeven.
Zij betoogden dat dit verdrag
ongeldig is.
Daarna werd de Turksche delegatie gehoord.
Inzake Koerdistan gaf Bekir Sami
te kennen, dat de Koerden ruimschoots in
de Nationale Vergadering te Angora zijn
vertegenwoordigd en geen verlangen uitdrukten
naar een zelfstandig bestuur, zoo
als het verdrag van Sèvres beoogt.
Curzon betoogde dat, wat Armenië betreft
de mogendheden in het minst niet de
bedoeling hadden, niet hun plicht na te
komen tot het in het leven roepen van een
vereenigd en stevig Armenië. Het was van
belang, zoowel voor de Turken als voor de
Armeniërs, een grens vast te stellen, die
door alle partijen wordt aanvaard, aan Armenië
de districten terug geven, waar
van het onlangs was beroofd, en het een
veilig nationaal bestaan te verschaffen.
Berthelot bevestigde opnieuw dat het
voornemen van de Franschen was om, bij
het opheffen van de militaire bezetting
van Cilicië, de Armeniërs in
Cilicië te beveiligen.
De zitting besloot aan de Opperste Raad
formeele voorstellen voor te leggen betreffende
mogelijke wijzigingen in de clausules van het
verdrag van Sèvres, die betrekking hebben
op de Koerden en Armeniërs,
in het licht van de jongste gebeurtenissen.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››